Equus Fundamentum

Bewust voor paardenwelzijn

PPID of EMS? Wat is het verschil?

PPID of EMS? Wat is het verschil?

Equine pituitary pars intermedia dysfunction (PPID) en equine metabolic syndrome (EMS) zijn twee klinisch relevante stofwisselingsziekten die voorkomen in de paardenpopulatie. In feite zijn het de twee meest voorkomende endocriene aandoeningen bij paarden. Beide ziekten kunnen diepgaande gevolgen hebben voor de gezondheid van paarden en rechtvaardigen daarom een diagnose en voortdurende behandeling.

Beide ziekten vertonen een grote overlap in symptomen waardoor ze hetzelfde lijken maar in feite toch heel verschillend zijn. Dat maakt het zelfs voor dierenartsen moeilijk.

Dit artikel beschrijft de verschillen en de overeenkomsten, de verschillende testen en behandelingen en we geven tips voor het management van paarden met PPID en/of EMS.

foto credits: worldhorsewelfare.org

PPID of EMS?

Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID, ook bekend als het syndroom van Cushing) en Equine Metabolic Syndrome (EMS) zijn twee veel voorkomende endocriene aandoeningen bij paarden. Deze twee ziekten hebben enkele overeenkomsten, beide aandoeningen veranderen het cortisolmetabolisme, maar zijn in veel opzichten ook verschillend. 
De overeenkomsten zijn van die aard dat het zelfs voor dierenartsen niet altijd mogelijk is om een juiste diagnose te stellen. Onderzoek naar beide aandoeningen heeft wel licht geworpen op de pathofysiologie en passende tests voor deze ziekten. Immers, met een nauwkeurige diagnose kunnen meer paarden op de juiste manier behandeld worden waardoor hun levenskwaliteit verbetert.

PPID
Het Syndroom van Cushing is de meest voorkomende endocriene aandoening bij paarden. Meer dan 30% van de geriatrische paarden krijgt vroeg of laat de diagnose.
Terwijl in de gewone omgangstaal veelal nog verwezen wordt naar ‘de ziekte van Cushing’ of kortweg Cushing, geeft de veterinaire wereld de voorkeur aan het acroniem PPID.  Deze afkorting staat namelijk voor een nauwkeurigere beschrijving van de aandoening:  de cellen van de pars intermedia van de hypofyse zijn disfunctioneel.
Meestal komt deze aandoening voor bij oudere paarden, waarbij de gemiddelde beginleeftijd 19 jaar is en de frequentie van de diagnose doorgaans toeneemt met de leeftijd. Hoewel dierenartsen PPID zelden zien bij paarden jonger dan 10 jaar, is dit anekdotisch wel gerapporteerd.

Het endocriene systeem
Om de aandoening te begrijpen, moet je eerst begrijpen hoe het endocriene systeem werkt.
Het endocriene systeem of het hormoonstelsel, is het orgaansysteem dat toeziet op de hormonale regeling in het dierlijk organisme.
Het hormoonstelsel wordt voor een belangrijk deel aangestuurd door de hypothalamus en hypofyse, twee kleine delen van de hersenen. De hypofyse kan diverse klieren in het lichaam activeren door afgifte van signaalstoffen, hormonen. Deze geactiveerde hormoonklieren geven op hun beurt hormonen af aan de bloedsomloop. Via het bloed worden de hormonen getransporteerd naar de doelwitorganen. Afhankelijk van het doelwitorgaan en het type hormoon, heeft het hormoon een zeker effect tot gevolg bij het desbetreffende orgaan. De hormonen die door de klieren worden afgegeven, kunnen ook weer een remmend effect hebben op de afgifte van de relevante signaalstoffen door de hypofyse. Hierdoor ontstaat een fysiologisch evenwicht, homeostase genoemd.

De hormoonhuishouding speelt een cruciale rol bij onder andere de aansturing van emoties, driften, de stimulering van groei en herstel van spieren en weefsels, seksuele ontwikkeling, regulering van lichaamstemperatuur en het metabolisme. ((wikipedia))

bron: faculteit diergeneeskunde.nl

Figuur 1: Een schematische tekening van de hersenen van een paard.
De hypofyse (= hersenaanhangsel) is rood, de stippellijn geeft de vergroting aan die op kan
treden als het paard de ziekte van Cushing heeft en het gele gedeelte is de hypothalamus (= hersenklier). Paars = grote hersenen, blauw = kleine hersenen, groen = hersenstam.

Figuur 2: De hypofyse met de drie gebieden uitvergroot. Paars = ach-
terkwab, blauw= voorkwab en geel = middenkwab.

bron: diergeneeskunde.nl

De oorzaak van PPID:
Het endocriene systeem bestaat dus uit klieren die communiceren met andere klieren. Op hun beurt communiceren die via hormoonsignalen met de organen.
Bij paarden met PPID gaat de communicatie tussen de hypofyse en de bijnier niet zoals het moet.

Het ontoereikend dopaminegehalte bij PPID-paarden resulteert in een overactieve tussenkwab van de hypofyse. Op zijn beurt zorgt dat weer voor een overmatige productie van – onder andere – het adrenocorticotroop hormoon (ACTH) waardoor de fysiologische processen in het hele lichaam beïnvloed worden.
ACTH zorgt ervoor dat de bijnieren teveel endogene steroïden (cortisol) gaan produceren. Desondanks hebben PPID-paarden over het algemeen geen verhoogde cortisolspiegel in het bloed. Niettemin kan cortisol op sommige weefsels een dusdanige uitwerking hebben, dat symptomen zoals bijvoorbeeld insulineresistentie ontstaan. 1

De aandoening PPID:
PPID is een neurodegeneratieve ziekte die progressief is als gevolg van het verlies van dopamine-input naar de hypofyse, wat leidt tot een overproductie van de uit de pars intermedia afkomstige hormonen, waaronder ACTH. Eenentwintig procent van de paarden ouder dan 15 jaar vertoont endocrinologische veranderingen die verband houden met PPID (McGowan, 2013), maar het is ook post-mortem gedocumenteerd bij een 7-jarig paard.

De lijst van klinische symptomen van PPID is lang maar kunnen onder andere zijn:

    • hypertrichose of verandering van de vacht (de typische krulvacht),
    • slecht verharen,
    • abnormaal zweten,
    • veranderingen in de lichaamsconformatie door bijvoorbeeld plaatselijke ophoping van vetweefsel, opgezette buik, gewichtsverlies of verlies van skeletspieren,
    • hoefbevangenheid,
    • polyurie (veel plassen) en polydipsie (veel drinken), kortweg ook PU/PD genoemd,
    • verminderde prestatie.
foto credits: Veteriankey.com
foto credits: Veteriankey.com

Het paard testen op PPID:
Bij het lezen van veterinaire of wetenschappelijke rapporten over het testen van paarden op PPID, kan men alleen maar tot de conclusie komen dat ‘men’ het – en dat ondanks de vele onderzoeken die de laatste jaren plaats vinden – ook nog altijd niet weet.

Van alle beschikbare testen en onderzoeken, is men over het algemeen ermee eens dat het testen van de basale ACTH-concentratie in plasma de meest toegankelijke test is die beschikbaar is. Echter is deze test niet zonder nadelen; er zijn bijvoorbeeld verschillende standpunten over waar de exacte grenswaarden zouden moeten liggen.

Ook is men het erover eens dat testen in het najaar, t.t.z. de maanden september en oktober, de beste maanden zijn om paarden die onder verdenking van PPID staan, te testen.

Om toch enige sturing en hulp te bieden, hebben verschillende organisaties richtlijnen en aanbevelingen opgesteld.

Schema voor de diagnose en behandeling van PPID opgesteld door GD

Hoewel er referentiebereiken beschikbaar zijn voor de herfstperiode, bestaat er enige twijfel over de gevoeligheid en specificiteit. Als zodanig kan het beter zijn om tijdens de herfstperiode een basaal ACTH uit te voeren vanwege de hoge gevoeligheid en specificiteit ervan. De TRH-stimulatie (hormoonsimulatietest) wordt beïnvloed door het voeren. Paarden mogen daarom ongeveer vier uur vóór de test geen aanvullende voeding krijgen.

De behandeling van PPID:
PPID kan niet genezen of ongedaan gemaakt worden. Er bestaan wel behandelingen die de symptomen verbeteren. Van pergolide is aangetoond dat het bij 60% van de behandelde paarden, de klinische symptomen verbetert. Het feit dat ondanks dit relatief lage percentage, pergolide als meest effectieve behandeling wordt aangemerkt,  bewijst dat er ook voor wetenschappers nog veel werk aan de winkel is om PPID te begrijpen.
Herhaalde tests, of het nu gaat om een basale ACTH- of een TRH-stimulatie, zijn essentieel zodra de behandeling met pergolide is gestart. De meeste paarden zullen binnen een maand na het starten van pergolide maximaal gereageerd hebben, maar bij enkele uitschieters kan het langer duren. Herhaalde tests moeten ook worden vergeleken en geïnterpreteerd met het referentiebereik voor de tijd van het jaar. In de herfst kan het lijken alsof de absolute ACTH-waarde is gestegen, maar bij een endocrinologisch gecontroleerd paard kan deze binnen het referentiebereik vallen.2

PPID en voeding:
Veel erkende equine nutritionists hebben een een veterinaire achtergrond. Zij zien veel PPID paarden in de hoedanigheid van dierenarts maar ook in die van voedingsadviseur. De laatste tijd wordt in gerelateerde community’s meer en meer gesuggereerd dat er een verband is tussen paarden met overgewicht en PPID. Er worden ook nutritionele verbanden gelegd met obesitas bij paarden, PPID en EMS. En dat in tegenstelling tot MCGowan (2018) die stelt dat leeftijd de enige beïnvloedende factor is.  Dus tot het tegendeel bewezen is, parkeren we dit vermoedelijke verband onder de noemer veronderstellingen en roddel.
Toch kan het geen kwaad om in het dieet van het PPID-paard rekening te houden met factoren als overgewicht en EMS.

Door de verschillen in symptomen en bijkomende paardeigen kenmerken, is er geen vaste richtlijn voor een voedingsdieet voor PPID-paarden. Over het algemeen geldt dat paarden met PPID een verminderd immuunsysteem en oxidatieve stress hebben. Een op het paard afgestemde hoeveelheid kwalitatief goed hooi en een gebalanceerd voermanagement is de onweerlegbare basis voor succes.
Voedingsstoffen die de immuniteit versterken of bijdragen aan de antioxidantfunctie van de lever zijn vitamine A, C en E, samen met koper, zink, mangaan, selenium en omega-3-vetzuren. Supplementen met deze voedingsstoffen toedienen heeft weinig effect: deze voedingsstoffen zijn alleen optimaal werkzaam als ze in de juiste verhoudingen worden toegepast.
Zeker met het extra toedienen van selenium is voorzichtigheid aangewezen. Het verschil tussen een gezonde hoeveelheid en een giftige hoeveelheid is 1 miligram.

EMS
EMS of Equine Metabool Syndroom omvat een combinatie van metabolische stoornissen zoals insulineresistentie,  hoefbevangenheid en paarden met overgewicht. (Frank, 2010)

De oorzaak van EMS:
Er wordt gedacht dat EMS het gevolg is van overmatige productie van actief cortisol. Voornamelijk in vet- of vetweefsel.  Het verschil met PPID zit erin dat bij EMS-paarden de hypofyse normaal functioneert.
Insulineresistentie heeft als gevolg dat weefsels en organen niet in staat zijn glucose op te nemen, wat wel nodig is voor de meeste metabolische functies.
Overgewicht en het extra vetweefsel kan leiden tot een aanhoudende ontstekingstoestand met veel oxidatieve schade als gevolg.
Genetica speelt een grote rol bij de ontwikkeling van EMS. Pony’s, Paso Finos, Tennessee Walking Horses, Morgans en Quarter Horses zijn het meest vaak getroffen net als ezels en vele sobere rassen. 

De aandoening EMS:
EMS is dus een groep van risicofactoren voor endocrinopathische hoefbevangenheid. Dat is hoefbevangenheid als gevolg van een ziekte van een endocriene klier. In het geval van EMS is er een probleem met de insulineproductie door de alvleesklier.  Deze abnormale insulinerespons (ID of Insuline Dysregulation) beïnvloedt de glucosespiegels die in het bloed circuleren. Glucose komt de bloedbaan, waar de circulerende niveaus door insuline worden gereguleerd, binnen. Dit stimuleert overtollige niveaus om te worden omgezet in glycogeen dat in de lever en spieren wordt opgeslagen.
Recente literatuur geeft aan dat EMS vergelijkbaar is met het menselijk metabool syndroom, vergelijkbaar met diabetes type 2. 

Ook de lijst van klinische symptomen van het EMS-paard is lang en kunnen onder meer zijn:

    • overgewicht,
    • verhoogde leptinegehaltes op weefselniveau
    • perifere vetophopingen;  een harde manenkam is 1 van de eerste indicaties van EMS, vetweefsel bij de staartaanzet en schoft,
    • laminitis of aanvallen van acute hoefbevangenheid,
    • lethargie
    • hyperglycemie of te hoge bloedsuikerspiegel
    • hypertriglyceridemie of een te hoog vetgehalte in het bloed,
    • meer pro-inflammatoire cytokines
    • veranderde cortisolactiviteit op weefselniveau
    • onvruchtbaarheid bij merries

Het paard testen op EMS:
Er zijn meerdere manieren om ID te testen, elk met zijn sterke en zwakke punten.
Er kan een rust of nuchtere insulinetest worden uitgevoerd, waarbij het paard na een nacht vasten een dosis insuline ingespoten krijgt. Als deze test positief is, duidt dit waarschijnlijk op een ontregeling van de insuline. Bij deze test zijn valse negatieve uitslagen frequent voorkomend en het is daardoor waarschijnlijk de minst geschikte diagnostische manier voor EMS.
Adiponectine met een hoog molecuulgewicht, is een hormoon dat wordt geproduceerd door metabolisch actief vet. Bij gezonde paarden is deze waarde hoog, wat leidt tot een verhoogde insulinegevoeligheid in het perifere weefsel. Wanneer deze waarde daarentegen laag is, is er een verhoogd risico op insulineresistentie. Hoewel het geen directe marker is voor EMS, is het sterk gecorreleerd met het risico op hoefbevangenheid geassocieerd met ontregeling van insuline. Het grootste voordeel van deze test is dat deze de hele dag door kan worden afgenomen, zonder dat het paard moet vasten. Het monitoren van de waarden kan, net als bij het dynamisch testen van insuline, teleurstellend zijn als er geen gewichtsverlies wordt bereikt. Er mag pas opnieuw worden getest als een significant gewichtsverlies is behaald.
Dynamische glucose-/insulinetests kunnen op twee manieren worden uitgevoerd:

    1. er wordt dextrose of glucosepoeder aan het voer toegevoegd. Twee uur later wordt een bloedmonster afgenomen voor glucose en insuline. De eerste is om te bevestigen dat er voldoende glucose is opgenomen,
    2. een bepaald soort glucosestroop wordt in de mond van het paard gespoten. Na ongeveer 60 en 90 minuten worden bloedmonsters afgenomen.

De laatste beschikbare test is de tweestapsinsulinetolerantietest. Dit is de enige test die rechtstreeks de gevoeligheid van de insulinereceptoren beoordeelt. Het houdt in dat basale bloedglucose wordt afgenomen, gevolgd door de toediening van oplosbare insuline, waarbij 30 minuten later een bloedmonster wordt genomen voor glucosetesten. Insulinegevoelige paarden moeten een glucosereductie van meer dan 50 procent tonen, terwijl dat bij insulineresistente paarden niet het geval is (Bertin, 2013). Paarden mogen voorafgaand aan deze test niet nuchter zijn om een verminderde respons op de toediening van insuline te voorkomen.

De behandeling van EMS:
Eenmaal gediagnosticeerd, is de behandeling van EMS gericht op dieet en lichaamsbeweging.Het huidige advies is om het gewicht onder controle te houden en de inname van hydrolyseerbare koolhydraten – die omgezet worden naar glucose – te beperken. 
De toegang tot weelderig gras wordt bij voorkeur uitgesloten. De inname van wateroplosbare koolhydraten (zetmeel en suikers) wordt met aangepast hooi en voer zoveel mogelijk beperkt. Een aangepast trainingsprogramma van 30 minuten per dag, vermindert de effecten van EMS tot 60%.
Als dieet en lichaamsbeweging niet voldoende zijn, kunnen medicijnen worden ingezet die het metabolisme van het paard ondersteunen en het paard helpen bij het afvallen. 

EMS wordt op de lange termijn voornamelijk onder controle gehouden door gecontroleerd voeren. M.a.w. een dieet met afgewogen hoeveelheden,  aanvullend voer met een laag  suiker-/zetmeelgehalte, en een aangepast trainingsprogramma om de insulineregulatie te verbeteren en de obesitas te verminderen.
Het kan nodig zijn om beweiding te beperken of zelfs te vermijden, vooral wanneer het fructaangehalte hoog is, en om het hooi te testen en daarop in te spelen. Hooi weken verwijdert wateroplosbare koolhydraten, maar vermindert ook de voedingsstoffen. Niet opgegeten geweekt hooi moet altijd verwijderd worden voordat het fermenteert.
Hooi uit het late seizoen (einde zomer, vroege najaar) is aanbevolen omdat het lager is in wateroplosbare koolhydraten.
In ernstige gevallen is een track-systeem of een ‘honger paddock’ noodzakelijk, zodat het paard beweging heeft zonder toegang tot gras. Kuil moet ten allen tijde worden vermeden.

EMS en PPID?
Het ene sluit het andere niet uit. Het kan dus inderdaad voorkomen dat een paard zowel positief test voor PPID als EMS.
Door de verschillende overeenkomsten tussen beide aandoeningen, is het altijd verstandig om het paard ook voor beide aandoeningen te testen.

Wil je meer weten over PPID?
Remco Sikkel heeft een boek uitgebracht over PPID. In duidelijke bewoording maakt hij de aandoening inzichtelijk.
Het PPID Boek is de bijbel voor de paardeneigenaar en de verzorger. Het maakt niet uit of je wel of geen paard hebt met PPID: Het PPID Boek reikt de handvatten aan om de ziekte te herkennen en te begrijpen en is een leidraad om ermee om te gaan.
Op de website HOEFBEVANGEN.INFO vind je nog meer informatie over PPID én kan je Het PPID Boek kopen.

Dit artikel delen op facebook
  1. Kirkwood NC. et al. Pituitary Pars Intermedia Dysfunction (PPID) in Horses. Vet Sci. 2022 []
  2. The diagnostic minefields of PPID and EMS []

Het is weer zomer. Hou je paard koel.

Het is weer zomer. Hou je paard koel.

Onze zomers worden steeds warmer en droger en onze paarden kunnen wel wat ondersteuning gebruiken om hen door de hoge temperaturen te loodsen. In dit artikel geven we tips en informatie om je paard comfortabel te houden maar ook om de gevaren van extreme warmte te voorkomen en tekenen van oververhitting te herkennen. 

Wanneer heeft het paard het te warm?

Thermisch comfort is van groot belang voor het fysiologisch proces voor het behoud van de lichaamstemperatuur tijdens thermische stressomstandigheden. Hoewel het thermisch comfort van paarden uitgebreid is bestudeerd, is er geen melding gemaakt van de relatie met de oppervlaktetemperatuur.1.

In het algemeen neemt men aan dat een paard zich op zijn best voelt bij temperaturen tussen -5 en +25 graden Celsius. De praktijk wijst echter uit dat dit niet zo zwart/wit gesteld kan worden en dat alles afhangt van het ras, type en waar het paard aan gewend is.

Wat betekent  “thermisch comfort”?

Paarden hebben van nature het vermogen om zich aan verschillende weersomstandigheden aan te passen en de lichaamstemperatuur te handhaven. De wijze waarop een paard de lichaamstemperatuur op peil kan houden zonder extra energieverbruik of inspanningen zoals rillen in de winter en zweten in de zomer, wordt de thermoneutrale zone genoemd.
Die thermoneutrale zone is bepalend voor het thermisch comfort van het paard en wordt beïnvloed door verschillende factoren zoals leeftijd, vacht en metabolisme maar ook door rantsoen en huisvesting. Gemiddeld varieert de thermoneutrale zone van een volwassen paard van 4 tot 26 graden Celsius. Dat betekent niet dat een paard geen hogere of lagere temperaturen kan verdragen maar buiten deze thermoneutrale zone zal het paard op één of andere manier energie verbruiken om de lichaamstemperatuur op peil te houden. Bij lagere temperaturen zal het paard in eerste instantie vet verbranden. Bij hogere temperaturen gaat het paard zweten.

Thermisch comfort is dus niets anders dan de toestand waarin het paard probleemloos de eigen lichaamstemperatuur op het peil van 37,5 – 38,5 graden Celsius kan houden.

In bepaalde omstandigheden, zoals tijdens of na zware inspanning onder hete of tropische omstandigheden met een extreem hoge en vochtige omgevingstemperatuur,  in slecht geventileerde stallen of tijdens transport overtreft de opbouw  van lichaamswarmte de afvoer ervan en kunnen paarden last krijgen van hittestress. Langdurige of ernstige hittestress kan leiden tot anhidrose, waarbij het paard niet meer kan zweten om lichaamswarmte af te voeren. Deze aandoening is levensbedreigend. Ook een hitteberoerte of hersenbeschadiging bij het paard kunnen gevolgen zijn van hittestress. Acute hittestress heeft invloed op de reproductieve functies van zowel de hengst als de merrie.2

Om de negatieve effecten van een hoge hittebelasting  te verminderen, is de eerste prioriteit en grootste noodzaak: voorkomen!

Hoe hou je je paard koel en in conditie?

Water, water en nog meer water. Altijd en overal.
Terwijl de meeste mensen zich concentreren op schaduw en koele plekjes staat water met stip op 1.
Water is 1 van de belangrijkste componenten voor de thermoregulatie van het paard. Zowel in de zomer als in de winter.
Bij hoge temperaturen kan de waterinname van een volwassen paard oplopen tot wel 90 liter per dag. Zorg er dus voor dat je paard onbeperkt over koel en schoon water kan beschikken.
Als je waterbak of drinkpoel in de zon staat of ligt, voorzie dan een drinkbak in de schaduw met vers water. Te warm water vermindert de inname en draagt niet bij tot de thermoregulatie. Daarbij is het ook nog vatbaarder voor de ontwikkeling van schadelijke organismen.
Gebruik je daarentegen putwater, zorg er dan voor dat het water niet te koud is. Paarden houden niet van te koud water en zullen ook dan minder drinken én het kan een shock veroorzaken. Paarden hebben een voorkeur voor water met een temperatuur rond 15 graden Celsius.
Mocht je tijdens warme dagen met je paard buiten een tocht willen maken, hou er ook dan rekening mee dat je paard voldoende kan drinken. Sommige paarden weigeren ‘vreemd’ water te drinken. 

Hoewel paarden zelf verkoeling zoeken in water als ze over die mogelijkheid beschikken, moeten we als mens voorzichtig zijn met die waterpret. Een natte vacht beïnvloedt het thermoregulerend vermogen van het paard:  een bezwete of natte vacht verliest het isolerend vermogen en bemoeilijkt de afvoer van lichaamswarmte.

Zout.
Als paarden zweten, verliezen ze elektrolyten. Ongelimiteerd zout aanbieden is een goede basis om dat verlies op te vangen. Paarden zijn goed in het uitscheiden van overtollig zout, zolang ze toegang hebben tot een goede watervoorziening.
Overweeg om los zout naar keuze aan te bieden naast de gebruikelijke zoutblokken en likstenen van je paard, zodat ze meer kunnen innemen als ze die drang hebben.
 
Dat je paard geen zout likt, betekent niet dat er geen behoefte is aan zout. Sommige paarden houden niet van een bepaalde struktuur van een zout- of mineralenblok. Of ze vinden de smaak niet lekker. Experimenteer met verschillende soorten en smaken tot je iets vindt dat je paard wel lekker vindt. Of biedt verschillende blokken en likstenen aan, zelfs een schaaltje met gewoon keukenzout kan al nuttig zijn.

Biedt water met toegevoegde zouten en mineralen apart aan! Zorg er altijd voor dat je paard de keuze heeft tussen gewoon vers en schoon water of smaakjeswater.

Schaduw en beschutting.
Geef je paard de mogelijkheid om  schaduw en beschutting op te zoeken. De mogelijkheden zijn quasi onbeperkt om dit aan te bieden. Schaduw van een boom of omliggende gebouwen kan al voldoende zijn om het paard te verlichten van brandende zonnestralen.
Hou er wel rekening mee dat de schaduw gedurende de dag verandert en dat gebouwen de natuurlijke luchtstroom kunnen beïnvloeden.

Probeer indien mogelijk dekengebruik te beperken. Zelfs het lichtste vliegendeken heeft effect op het thermoregulerend vermogen. Uiteraard is het algemeen comfort van het paard de allerbelangrijkste factor in die afweging.

Bescherm je paard tegen verbranding door de zon. Het ene paard is gevoeliger dan het andere maar in principe kan ieder paard door de zon verbranden. Bescherm de gevoelige delen van het paard door een hoge factor zonnebrandcrème te smeren. Gebruik bij voorkeur een crème voor paarden. Als dat niet mogelijk is, gebruik dan geen geparfumeerde zonnebrandcréme, de meest babyproducten zijn wel geschikt. Let ook op met olie en andere vette lotions. Zij kunnen juist als accelerator werken.

Lichaamsbeweging en verzorging.
Beperk lichaamsbeweging waar mogelijk.
Als je paard toch bereden of verzorgd moet worden, probeer dit dan in de vroege ochtend, late namiddag of zelfs ‘s avonds te doen.

Controleer je paard
Controleer regelmatig de vitale functies van je paard, zoals hartslag (28 – 40 per minuut), ademhalingsfrequentie ( 8 – 16 per minuut) en capillaire vultijd. Het is normaal dat door de warmte zowel de hartslag als de ademhaling in rust licht verhoogd zijn.
De zogenaamde h
uidknijptest is een goede indicator van de hydratatiestatus.

Meer mogelijke maatregelen.
Buiten de bovenstaande tips zijn er nog meer mogelijkheden om je paard comfortabel te houden tijdens warme dagen.
Als de omstandigheden het toelaten, kan je ervoor kiezen om je paard ‘s morgens vroeg, in de late avond of zelfs ‘s nachts op de weide te laten grazen als die overdag geen of te weinig beschutting tegen de zon biedt.
Heb je een stal waar je paard kan schuilen, let dan op de luchtstroom, plaats desnoods ventilatoren of mistverstuivers als dat tot de mogelijkheden behoort. Let op dat draden en stekkers  buiten het bereik van het paard blijft.
Als je je paard moet transporteren, doe dit dan tijdens het koelste deel van de dag. Zorg ervoor dat de trailer goed geventileerd is en laat het paard regelmatig koel en schoon water drinken. Parkeer niet in directe zon met paarden in de trailer of net voordat de paarden in de trailer gaan.
Je kan ijsjes voor je paard maken door stukken groenten en fruit in te vriezen, door een kom of pot te vullen met water en een fruitsalade, door gepureerde groenten of fruit te bevriezen. Mogelijkheden genoeg.

Toch hittestress. En nu?

Als je vermoed dat je paard toch last heeft van hittestress dan is onmiddellijk ingrijpen om de lichaamstemperatuur te verlagen, vereist.

  • Contacteer de dierenarts
  • Breng het paard naar een plek uit de zon met een frisse luchtstroom, dit kan geforceerd worden met ventilatoren. Let op voor tocht. 
  • Laat het paard iedere paar minuten enkele slokken koel en vers water drinken.
  • Neem de temperatuur van je paard op,  bij paarden gebeurt dit rectaal. Herhaal dit regelmatig
  • Koel het paard met koud water.
    Marlijn et al. (1998) rapporteerden dat wanneer paarden werden gekoeld met koud water van 6 °C in combinatie met het 6 keer afschrapen van het water in tussenpozen van 30 seconden, de kernlichaamstemperatuur (bloedtemperatuur gemeten door een thermistor in de linker halsader) in 11 minuten met 4,1 graden Celsius daalde, terwijl de rectale temperatuur en spiertemperatuur respectievelijk 1,1 graden Celsius en 2,0 graden Celsius daalden. 2

    De combinatie van luchtstroom en koud water helpt paarden met hittestress op de juiste manier te thermoreguleren.
    Door de twee afkoelstrategieën te combineren, wordt het afkoeleffect gemaximaliseerd. Methoden zoals een vernevelde ventilator, het afspuiten van koud water en het vervolgens blootstellen van paarden aan een ventilator zullen de koelsnelheid verbeteren3. Hoe meer water en hoe groter de ventilatorkracht, hoe sneller de afkoelsnelheid.
Dit artikel delen op facebook
  1. A decision-tree-based model for evaluating the thermal comfort of horses, nov 2013 []
  2. Heat stress in horses: a literature review, 2023 [] []
  3. Brownlow 2018 []

Koliek

Koliek

Koliek is een uiting van pijn. Zo kan het paard door buikpijn eetlust verliezen, schrapen met de voorbenen, flink zweten, regelmatig rollen, afwisselend gaan staan en liggen of onrustig zwiepen met de staart. Koliek kan echter verschillende oorzaken hebben. Zo wordt er in eerste instantie onderscheid gemaakt tussen koliek ten gevolge van darmproblemen en problemen buiten het darmkanaal. In dit laatste geval vertoont het paard koliekverschijnselen, maar doet dat bijvoorbeeld door last van de spieren, blaas of andere blessures. Koliek ten gevolge van darmproblemen komt vaker voor in het voor- en najaar. In dit artikel richten we ons voornamelijk op de ‘ware’ koliek, maar vergeet dus niet dat koliekverschijnselen niet per se darmgerelateerd hoeven te zijn.

Soorten koliek

De diagnose en inschatting van de ernst van koliek is niet gemakkelijk. Raadpleeg bij twijfel dus altijd een dierenarts. Waar het ene paard duidelijke symptomen vertoont door bijvoorbeeld continu te rollen, kan het andere paard minder opvallende symptomen hebben zoals bijvoorbeeld een licht verminderde eetlust. Hoewel heftige verschijnselen in veel gevallen veroorzaakt worden door ernstige darmproblemen, hoeft dat andersom niet te gelden. Bij lichte verschijnselen van koliek kunnen de veranderingen in de buik al aanzienlijk zijn. Wacht dus niet af en overleg altijd met een dierenarts.

De meest voorkomende vormen van koliek zijn:

    • gaskoliek
    • krampkoliek
    • zandkoliek
    • koliek door verstoppingen in de darm
    • koliek door veranderingen van de darmligging

Gaskoliek

Normaal wordt gas door het darmkanaal afgevoerd in de vorm van winden. Gaskoliek ontstaat door gasophoping in de darmen.

Dit kan op twee manieren; in de eerste plaats door het produceren van een te grote hoeveelheid gassen in de dikke darm.
Dit kan bijvoorbeeld ontstaan doordat suikers in de dunne darm niet volledig verteren en vervolgens doorstromen naar de dikke darm. Gras bevat in het voorjaar en najaar veel suikers die op die manier in de dikke darm terecht komen. Krachtvoer bevat ook suikers, bij overmatige opname (bijvoorbeeld als  het paard is losgebroken uit de stal) kan dit niet allemaal door de dunne darmen worden opgenomen en komt het in de dikke darm terecht. De suikers worden in de dikke darm door bacteriën afgebroken, hierbij vindt gasvorming plaats.

Naast overmatige gasophoping in de dikke darm is het ook mogelijk dat de darm gedeeltelijk of geheel wordt geblokkeerd. Dit kan worden veroorzaakt door een verstopping of een draaiing (verandering van ligging) van de darm. In dit geval zal het paard last hebben van gasophoping in de darmen, maar in veel gevallen ook van de onderliggende oorzaak.

Krampkoliek

Krampkoliek treedt op als gevolg van verkramping van de darmen of een gedeelte daarvan. Er zijn verschillende factoren die krampkoliek kunnen veroorzaken. Veranderingen in het management, zoals bijvoorbeeld veranderingen in voer, stalling en/of training spelen in een aanzienlijk aantal gevallen een rol. Ook (chronische) stress kan tot krampkoliek leiden. In sommige gevallen kunnen ook worminfecties voor krampkoliek zorgen.

Zandkoliek

Paarden die op kale weilanden of in zandpaddocks staan, kunnen zand opnemen tijdens het eten. Het opgenomen zand stapelt zich geleidelijk op in het darmstelsel. Het gewicht van het zand, verstopping van het darmlumen en irritatie van het slijmvlies kunnen uiteindelijk voor koliek zorgen. Maar het paard kan ook last krijgen van andere zaken, zoals vermagering, verminderde eetlust of diarree..

In het najaar is het gras vaak kort, waardoor de kans op het opnemen van zand groter is. Paarden trekken het gras dan vaak met wortel en al uit de aarde en krijgen op die manier aanzienlijke hoeveelheden zand binnen.

Ook paarden die in een paddock staan en ruwvoer van de grond gevoerd krijgen kunnen daarbij makkelijk zand binnenkrijgen. Er zijn echter ook paarden die bewust zand eten. Hoewel de precieze oorzaak hiervan niet bekend is, wordt er wel gedacht dat paarden dit doen wanneer ze een mineralentekort hebben. Het ophangen van een zout- of mineralenliksteen of mineralenbrok te geven kan dit gedrag echter niet altijd te verhelpen.

Je kunt zelf controleren of je paard zand opneemt via de voeding. Een deel van het zand blijft in de darm van het paard achter en een ander deel komt immers met de mest weer mee naar buiten. Door enkele mestballen op te lossen in water en dit in een doorzichtig reservoir zoals een handschoen of maatbeker te laten bezinken (het zand zakt naar de bodem of vingertoppen van de handschoen), kan de aanwezigheid van zand worden aangetoond. Doe dit bij voorkeur meerdere dagen achter elkaar, omdat zand niet aldoor met de mest wordt uitgescheiden. Ligt er zand op de bodem van het reservoir, of wordt je paard blootgesteld aan de risicofactoren van zandkoliek zoals hiervoor genoemd, dan kun je je paard preventief behandelen om het zand uit het darmstelsel te verwijderen.

Er bestaan verschillende producten die helpen het zand uit de darm te verwijderen. Er is echter niet van alle producten onderzocht of deze ook daadwerkelijk goed werken. Producten op basis van psylium (vlozaad) geven doorgaans goede resultaten. Preventieve maatregelen moeten ook niet vergeten worden:

Zorg ervoor dat voer niet op de (zand)bodem terecht komt, bijvoorbeeld door het voer op rubberen matten of in plastic kuipen aan te bieden.

Laat paarden niet op een te kort weiland grazen.

Zorg er via correcte voeding voor dat paarden geen mineralentekort opbouwen.

Paarden die veel zand opnemen hebben een grotere kans om last te krijgen van worminfecties, stel dan een wormbestrijdingsplan op.

Vermoed je dat er sprake is van een mineralentekort, dan kun je de dierenarts vragen om een bloedtest te doen.

Koliek door verstoppingen in de darm

Het darmkanaal van het paard kent een aantal vernauwingen waar de voerstroom als het ware door een soort fuik moet. Op deze plaatsen ontstaan geregeld verstoppingen van de darm. Vaak komt dit voor na opname van overmatige hoeveelheden stro, grofstengelig hooi of kuil, vlas of andere bodembedekking. Daarnaast komen verstoppingen voor ten gevolge van primaire uitdroging, bijvoorbeeld door een verstopte of bevroren waterbak. Het paard onttrekt dan zoveel vocht uit de darminhoud dat deze niet meer soepel door de vernauwingen van het darmkanaal kan stromen. Een veel voorkomende onderliggende oorzaak voor verstoppingen zijn gebitsproblemen. Indien een paard onvoldoende mogelijkheid heeft om het ruwvoer fijn te malen is de kans op verstoppingen groter.

Overmatig gestrekt Foto credits: Antoinette Charlie

Koliek door verandering in ligging van de darm

Foto credits: Antoinette Charlie

Het grootste deel van de darmen van het paard ligt ‘los’ in de buik. Zowel de dunne als de dikke darmen kennen vele losliggende meters. Het is dus goed mogelijk dat er delen verstrengeld raken , dit noemen we liggingsveranderingen.

De verschijnselen van liggingsveranderingen kunnen van mild tot zeer heftig variëren, maar de onderliggende oorzaak heeft vrijwel altijd behandeling nodig om opgelost te worden. Dit kan met behulp van medicatie, sondevloeistof of een operatie worden bereikt.

Behandelingen van liggingsveranderingen hebben over het algemeen de beste kans van slagen als de veranderingen nog van korte duur zijn.
Met het oog op deze wetenschap is het zaak om bij koliek altijd contact op te nemen met een dierenarts.

Veel voorkomende gedragingen bij koliek

*optrekken van de bovenlip

*verminderde eetlust of helemaal niet eten

*overdreven of veel gapen

*kijken naar de buik

*schrapen met de voorbenen

*liggen / op de rug blijven liggen

*sloom zijn

*vaak gaan liggen en weer opstaan

*afwijkende houding (bijvoorbeeld overmatig gestrekt)

*toename van de buikomvang

*rollen

*slaan of bijten naar de buik

*regelmatig kleine beetjes urineren

*zich laten vallen

*zweten

*achteruit lopen

*apatisch zijn

 

Foto credits: Antoinette Charlie

MEDEDELING

Er zijn vrij verkrijgbare (zelfzorg)middelen beschikbaar die zijn geregistreerd voor gebruik bij enkele vormen van koliek bij het paard. Wil je dergelijke middelen gebruiken, neem dan de volgende aanwijzingen in acht:

–   Bij twijfel raadpleeg altijd de dierenarts

–   Lees voor het gebruik de bijsluiter

 

Koliek voorkomen

Paarden kunnen niet goed tegen te lang zonder ruwvoer, maximaal 4 uur zonder opname van voedsel.  Een paard is er op gebouwd om 24/7 met kleine tussen poses voedsel tot zich te nemen.
En een plotselinge verandering van de voeding is slecht voor het darmstelsel. Bovendien heeft het spijsverteringsstelsel een beperkte capaciteit. Grote hoeveelheden krachtvoer of suikers, granen en zetmeel kunnen leiden tot koliek.
Bovendien is het darmstelsel niet gebouwd om krachtvoer te verwerken.
Goed droog hooi of lichte voordroog verdeeld over de dag. Om de kans op koliek te verkleinen is het raadzaam om het winterrantsoen geleidelijk over te laten lopen naar voorjaarsgras en andersom. Juist in het voorjaar en najaar is er meer kans op koliek. Het aantal uren dat het paard buiten verblijft, kun je beter opvoeren zodat de hoeveelheid gras geleidelijk toeneemt waardoor de opname van ruwvoer geleidelijk kan afnemen. Een andere manier is om een strook van de weide af te zetten zodat het paard niet teveel gras kan eten.

Wees daarnaast alert op bedorven of beschimmeld hooi en zorg dat de hoeveelheid hooi is afgestemd op het werk dat het paard verricht. Een gezond gebit is van belang om het voer goed te kauwen. Wanneer het voedsel niet voldoende klein is gemaakt, kan het verstoppingen in de darmen veroorzaken. Laat het gebit daarom regelmatig controleren. Zorg tot slot voor een goed ontwormingsprogramma zodat larven en wormen geen kans maken.

Wat te doen bij koliek?

Bij een lichte koliekaanval kan even rustig met het paard stappen zonder afdwingen verlichting brengen; bij veel koliekgevallen is er sprake van ophoping van gas of mest, wat door het geven van beweging kan verdwijnen.

Naast het gedrag zijn adem- en polsfrequentie, kleur van de slijmvliezen en de lichaamstemperatuur belangrijke graadmeters voor het bepalen van de ernst van de koliek. 

In milde gevallen van koliek zal de dierenarts vaak darmontspanners en pijnstillers toedienen. Afhankelijk van de oorzaak wordt een voeradvies gegeven en kunnen medicijnen afgegeven worden ter nabehandeling.

Dit artikel delen op facebook